‘Vermoord hem! Vermoord me!’
Het klonk gedempt, maar je hoorde het wel. Ze hadden de ventilatieschachten dichtgemaakt – er was toch geen airconditioning meer –, maar het wanhopige gejammer drong nog steeds vanuit de kelder omhoog.
Howard was naar een of andere stomme vergadering. Iets heel belangrijks of zo. Howard moest altijd naar heel belangrijke dingen.
Charles Merriman, die door iedereen Orc werd genoemd, rommelde wat door de rotzooi naast zijn bank. In een van die flessen moest toch nog iets zitten. Hij had geen zin om naar de kast in de achterkamer te gaan om een nieuwe fles te pakken.
‘Het kan niet anders! Sam! Sam! Zeg tegen Sam dat hij het moet doen!’
Orc was niet dronken. Niet dronken genoeg om de stem van dat stomme kind te kunnen negeren. Daar moest je echt flink dronken voor zijn, en op dit moment was hij net dronken genoeg om niet van de bank af te willen.
Zijn stenen vingers tilden een fles op. Wild Turkey. Er zat nog maar een bodempje bruin vocht in. Hij draaide de kurk eraf. De glazen flessenhals werd kapot gedrukt in zijn hand. Dat gebeurde wel vaker. Orc kende zijn eigen kracht niet zo goed meer als hij aangeschoten was.
Hij blies de glassplinters weg en hield de fles hoog in de lucht, zodat de scherpe punten niet bij zijn nog altijd menselijke mond in de buurt zouden komen.
Het enige deel van zijn lichaam dat hij nog zou kunnen openhalen: zijn mond.
Nou ja, zijn mond en zijn ogen.
Hij goot de brandende vloeistof naar binnen en slikte alles door. Lekker. Heel erg lekker. Maar niet genoeg.
Orc duwde zich overeind. Hij was zwaar, zoals je mocht verwachten van een jongen die uit natte kiezels bestond. Als een wandelend wezen van nat beton. Hij was niet te wegen op een weegschaal, hoewel Howard het wel een keer geprobeerd had.
Hij had de weegschaal vermorzeld.
Hij stampte naar de kast waar Howard zijn drankvoorraad bewaarde. Met de overdreven voorzichtigheid van iemand die zijn lichaam niet goed onder controle heeft maakte Orc de kastdeur open.
Een paar flessen met doorzichtige alcohol. Een paar flessen met bruine alcohol. Een paar flessen Koolka, de drank die Howard zelf stookte door kool en rotte sinaasappels te distilleren. Smerig spul. Orc gaf de voorkeur aan de bruine drank.
Hij griste een fles van de plank en na een paar seconden onhandig gepruts gaf hij het op en brak de glazen hals eraf.
‘Ben jij dat daarboven, Orc? Ik hoor je rondstampen.’ Drake. Het meisje Brittney was weg, had plaatsgemaakt voor Drake.
‘Leef je nog, domme, zuipende kiezelberg?’ hoonde Drake. ‘Volg je nog steeds Sams bevelen op? Doe je braaf wat je gezegd wordt, Orc?’
Orc stampte boos op de grond. ‘Hou je bek, anders kom ik naar beneden en dan sla ik je dood als een mug!’ brulde hij.
Drake lachte. ‘Tuurlijk, Orc. Daar ben je niet hard genoeg voor. Wacht, dat was grappig! Het stenen monster dat niet hard genoeg is.’
Orc stampte nog een keer. Het hele huis schudde ervan.
Drake riep allerlei verwensingen naar boven, maar Orc had ondertussen een kwart fles op. De warmte verspreidde zich door zijn lijf.
Hij schreeuwde een even grove belediging terug naar Drake. Toen wankelde hij weer naar zijn bank en plofte met een harde dreun neer.
Drake vond hij niet zo erg. Drake was gewoon een engerd.
Maar het meisje maakte Orc bijna aan het huilen.
Ze was een monster. Net als Orc. En ze smeekte om de dood. Ze smeekte of iemand haar alsjeblieft naar Jezus wilde laten gaan.
Vermoord me, vermoord me, vermoord me, smeekte ze elke dag en elke nacht.
Orc nam een grote slok.
Tranen druppelden uit zijn mensenogen en vielen in de stenen groeven van zijn gezicht.
Er werd op de voordeur geklopt. Normaal gesproken zou Howard opendoen. Maar toen hoorde Orc de stem van Jamal: ‘Hé, Orc! Doe eens open, joh.’
Jamal was naast Howard een van de weinige mensen die wel eens bij Orc langsgingen. Hij kwam natuurlijk alleen om te zuipen. Maar elk gezelschap was beter dan in zijn eentje naar Drake of Brittney te moeten luisteren.
‘Wil je wat drinken, Jamal?’
‘Wat dacht je,’ zei Jamal. ‘Albert heeft de hele dag aan m’n kop gezeurd.’
‘O,’ zei Orc. Het kon hem niets schelen. Hij graaide een fles uit de kast en gaf hem aan Jamal, die een grote slok nam.
Orc liet zich op zijn matrassen vallen; de vloer kraakte onder hem. Jamal pakte een stoel en gaf de fles niet meer terug.
‘Wie is dat?’ De stem van Drake zweefde omhoog. ‘Is het Jamal of Turk? Hij is te zwaar voor Howard.’
‘Het is Jamal,’ riep Jamal.
‘Niet tegen hem praten,’ zei Orc niet erg overtuigend.
‘Zeg Jamal, wat dacht je ervan om me hieruit te halen?’ vroeg Drake jolig.
Orc schreeuwde iets grofs terug.
‘Alleen als je eerst Albert vermoordt,’ schreeuwde Jamal, waarna hij in de lach schoot en nog een slok nam.
‘Waarom werk je voor Albert als je zo’n hekel aan hem hebt?’ vroeg Orc.
Jamal haalde zijn schouders op. ‘Ik ben sterk, en hij heeft een sterk persoon nodig.’
‘O,’ zei Orc.
‘Maar hij behandelt me als een stuk stront.’
‘O ja?’
‘Je zou eens moeten zien hoe hij woont, man. Dacht je dat hij het net zo zwaar had als wij? Ik zal je eens wat vertellen: hij gaat ’s nachts niet eens naar buiten om te pissen. Hij heeft een soort pot waar-ie in pist.’
‘Ik heb ook een pot om in te pissen.’
‘Ja, nou, hij heeft een dienstmeisje dat zijn pot voor hem naar buiten brengt en leeggooit.’
Orcs hoofd was wazig en hij lette niet echt op, maar Jamal kwam nu echt op dreef en somde allerlei klachten over Albert op, te beginnen met het feit dat Albert elke dag vlees at en andere kinderen zijn troep liet opruimen.
‘Hoor eens, hij vindt dit gewoon fantastisch,’ zei Jamal nu al met dubbele tong. ‘Vroeger was hij gewoon een miezerig, onbelangrijk ventje. Maar hier is hij opeens een belangrijke kerel en ben ik gewoon zijn, eh, dinges…’
‘Slaafje,’ vulde Orc aan.
Jamals ogen vlamden woedend op. ‘Ja. Precies. Net als jij, Orc: jij bent Sams slaafje.’
‘Ik ben niemands slaafje.’
‘Je zit hier dag en nacht op Drake te passen man, wat dacht je dan dat je was? Je doet wat Sam de Baas je opdraagt.’
Daar had Orc geen antwoord op. Hij wou dat Howard thuis was, want Howard was veel beter in dit soort dingen.
Jamal deed er nog een schepje bovenop. ‘Weet je wat het is? Jongens als jij en ik, en Turk en Drake, wij waren vroeger de baas. Omdat we stoer en niet bang waren en ons door niemand de wet lieten voorschrijven, weet je wel?’
Orc haalde zijn schouders op. Hij voelde zich absoluut niet op zijn gemak. ‘Waar is Howard?’ mompelde hij.
Jamal snoof minachtend. ‘Howard is niet degene die de hele dag de cipier moet uithangen – dat ben jij, Orc. Sams gevangenbewaarder. Hij heeft je aan het werk gezet en je kunt geen kant meer op. Precies zoals Turk zei.’
‘Wat zei Turk dan?’
‘Turk zei dat Sam Drake en jou allebei tegelijk heeft opgesloten.’
‘Dat is niet waar.’
Jamal lachte smalend. ‘Man, je moet gewoon weten wie de baas is en wie niet. Dat was het probleem met Zil, die had dat niet door. Het gaat niet om de muta’s en de normalo’s, de freaks en de niet-freaks; het gaat erom waar je staat, boven- of onderaan. Jij en ik, Orc, wij staan helemaal onderaan. En we zouden bovenaan moeten staan.’
Net op dat moment kwam Brittneys stem van beneden. ‘Is Sam er? Ga Sam halen! Je moet Sam roepen!’
Orc duwde zichzelf van zijn bed en schreeuwde: ‘Hou nou eens je mond! Ik moet ook al de hele tijd naar Drake luisteren.’
Hij wankelde en probeerde zijn evenwicht te bewaren, maar dat lukte niet. Hij gleed uit en viel op zijn billen. Jamal gierde het uit.
Dit keer sprong Orc overeind. ‘Hou op!’
‘Orc, ga Sam halen!’
‘Het was gewoon grappig, man,’ zei Jamal door zijn eigen gehinnik heen.
‘Orc, Drake probeert…’
Orc vloekte hard. Hij stampte op de vloer. ‘Hou je mond, hou je mond!’
En plotseling, met een krakend, scheurend geluid, bezweek de vloer onder Orcs voeten.
Orc viel door hout en gips. Hij kwam hard neer en bleef buiten adem plat op zijn rug liggen. Er daalde een regen van splinters en stof op hem neer.
Hij knipperde met zijn ogen, te perplex om te begrijpen wat er was gebeurd. Het eerste wat bij hem opkwam was dat Howard woest zou worden. Het tweede wat bij hem opkwam was dat Sam zelfs nog woester zou worden.
Brittney stond over hem heen gebogen en keek naar hem.
Plat op zijn rug. Dronken en stom. Een monster. En boven klonk de ezellach van Jamal.
Orc stak zijn hand omhoog om de huid aan te raken die nog een deel van zijn gezicht bedekte. Hij bloedde. Niet heel erg, niet hevig, maar hij bloedde wel.
In blinde woede kwam Orc overeind. Hij stompte Brittney met alle kracht die hij in zich had. Het meisje vloog tegen de muur. Haar hoofd klapte tegen een groot blok steen, zo hard dat geen enkel echt meisje het overleefd zou hebben.
Maar Brittney kon niet doodgaan.
Dat was de druppel. Er knapte iets in Orcs hoofd. Hij sprong omhoog in een poging de vloer boven hem te pakken en zichzelf door het gat te trekken, maar hij gleed weg en viel opnieuw en Jamal stond te wijzen en te lachen en Orc rende naar de deur, de gebarricadeerde deur waarachter het Drake/Brittney-ding opgesloten had gezeten. Hij bonkte met zijn hele lijf tegen de deur. Die hield het net. Orc werd teruggeworpen en hij schopte en schopte tot de houtsplinters in het rond vlogen.
‘Nee! Niet doen!’ schreeuwde Brittney. ‘Straks ontsnapt hij!’
Orc deed een stap naar achteren, stak zijn met grind bedekte armen omhoog en rende recht op de deur af.
Hij vloog niet open, hij viel gewoon aan stukken. De post werd verbrijzeld en versplinterd. De deur zelf brak doormidden. En Orc baande zich een weg naar buiten.
‘Wou je me uitlachen?’ brulde hij terwijl hij de trap op stampte en in de keuken tevoorschijn kwam.
Jamal stond nog steeds lachend naast het gat.
‘Wou je lachen?’ brulde Orc.
Jamal draaide zich om en besefte te laat in welk gevaar hij verkeerde. Orc was ruim één meter tachtig lang en bijna net zo breed. Zijn benen waren boomstronken, zijn armen brugkabels.
Jamal tastte naar zijn geweer, maar zover liet Orc het niet komen. Hij pakte Jamal bij zijn nekvel, tilde hem van de grond en gooide hem door het gat.
Jamal kwam met een klap in de kelder terecht. Het geweer vloog uit zijn handen en schraapte over de vloer.
Orc hijgde en zweette en zijn hart bonkte in zijn borst. De werkelijkheid drong door zijn door alcohol opgewekte woede heen en nu besefte hij wat hij had aangericht.
Howard. Hij moest… Of Sam… Iemand, hij moest het aan iemand vertellen, iemand halen.
Alles was voorbij voor Charles Merriman. Hij had berouw getoond en een belangrijke opdracht gekregen. Maar nu was dat allemaal weer weggevaagd. Hij was weer gewoon Orc, alleen maar Orc.
Hij had zin om te huilen. Hij kon het niet aan. Hij kon Howards teleurstelling en medelijden niet aan. En Sams ijzige woede ook niet.
Beneden in de kelder tastte een lange, rode tentakel naar het geweer.
Orc draaide zich om en rende weg.
Sanjit Brattle-Chance had zijn eerste week in Perdido Beach niet leuk gevonden. Virtue Brattle-Chance had hem zelfs nog minder leuk gevonden.
‘Het is één groot gesticht,’ zei Virtue.
‘Ja. Eigenlijk wel, ja,’ zei Sanjit. Ze waren de hele middag bezig geweest met het nakijken van de helikopter. Edilio had hun de taak gegeven om te onderzoeken of hij helemaal kapot was of alleen grotendeels kapot.
Zoals het er nu naar uitzag was hij helemaal kapot. Beide skids – de ski-achtige dingen waar hij op landde – waren verbogen. De bolle glazen cockpit was voor een deel verbrijzeld en verdwenen, en wat er nog over was zat vol sterren en barsten.
Het was donker geworden en daarmee was er een eind gekomen aan het nakijkwerk. Virtue had eigenlijk meteen naar huis gewild, maar Sanjit had staan treuzelen.
‘Zullen we nog even hier blijven en een beetje kletsen, Choo?’ zei Sanjit. ‘Ik bedoel, we hebben onwijs veel stress gehad. Maar nu het weer beter gaat met Bowie…’
Virtue maakte een laatdunkend geluid. ‘Als je die zogenaamde Genezer vertrouwt tenminste.’
‘Ik vertrouw haar volledig,’ zei Sanjit.
Het meisje Lana was langsgekomen en had haar hand op Bowie gelegd. Ze had nauwelijks een woord gezegd en had op beleefde vragen gereageerd met eenlettergrepige antwoorden of gebrom. Of een geïrriteerd stilzwijgen.
Maar Sanjit had haar heel fascinerend gevonden. Hij kreeg haar niet meer uit zijn hoofd. Hoe kon hij zich nou niet aangetrokken voelen tot een meisje dat met een handoplegging mensen kon genezen en tegelijkertijd met een enorm automatisch pistool in haar riem rondliep? Een meisje naar zijn hart.
Hij was erachter gekomen dat ze hier in het Kliftop woonde. Edilio had hem zelfs meermalen met klem gewaarschuwd dat ze geen last van hen mocht hebben als ze de helikopter nakeken.
‘Kijk alsjeblieft uit dat je Lana niet voor de voeten loopt,’ had hij om precies te zijn gezegd.
Waarop Sanjit had geantwoord: ‘Is ze gevaarlijk?’
Edilio had hem met een vreemde blik aangekeken. ‘Nou, ze heeft mij een keer neergeschoten. Maar dat was onder invloed van de Duisternis. Die ze helemaal alleen had geprobeerd te vermoorden met een auto vol gas. En daarna heeft ze me genezen. Dus ik weet niet of je haar daardoor gevaarlijk kunt noemen. Maar als ik jou was, zou ik haar vooral niet kwaad maken.’
En nu zaten Sanjit en Virtue op het gras te kijken hoe de zon onderging en de sterren tevoorschijn kwamen. En hield Sanjit stiekem het hotel in de gaten.
‘Heb je dat verhaal over die pratende coyotes gehoord?’ vroeg Virtue bijna verwijtend, alsof het Sanjits schuld was als die echt bestonden.
‘Ja. Eng hè?’
‘En over dat ding dat ze de Duisternis noemen?’ Virtue schudde mismoedig zijn hoofd. Hij was altijd al een zwartkijker geweest. De wolk naast Sanjits zonneschijn, de pessimist naast Sanjit de optimist. Ze waren geadopteerde broers, uit respectievelijk Congo en Thailand. Uit een uitzichtloos vluchtelingenkamp en het harde straatleven in Bangkok.
‘Ja. Ik vraag me af wat dat is.’
‘De gaiaphage. Dat is het andere woord dat ze gebruiken. “Gaia”, oftewel de wereld. “Phage”, een worm of iets dergelijks die andere dingen opvreet. Ik doe even een heel wilde gok hoor, maar ik heb zo’n vermoeden dat iets wat zichzelf “wereldvreter” noemt het niet erg goed met ons voorheeft.’
‘Niet?’ Sanjit trok een vragend gezicht om zijn broer te pesten.
‘Laat ook maar,’ pruilde Virtue. ‘Maar heb je die begraafplaats gezien die ze op het plein hebben gemaakt? Minstens vijfentwintig graven daar.’
Sanjit keek over zijn schouder naar de helikopter. Het ding had hun leven gered. Het leek een schande om hem daar gewoon te laten roesten. ‘Ik heb een paar grote moersleutels nodig. Een ladder. Een hamer. En dan iemand die weet wat hij ermee moet doen, zeg maar.’
‘Best, je hebt gewoon eigenlijk helemaal geen zin om te praten.’
Ze hadden de helikopter achter het Kliftophotel aan de grond gezet, of nou ja, op de grond laten storten. In een paar karige boompjes en struiken net achter de parkeerplaats.
De muur was vlakbij. Dus zelfs als de helikopter ooit bestuurd zou kunnen worden – en Sanjit zou niet weten wat het nut daarvan zou kunnen zijn –, had je heel veel mazzel nodig als je niet recht op de muur af wilde vliegen.
De muur was bedrieglijk. Dicht bij de grond was hij mat terwijl hij de schijn van doorzichtigheid wekte.
Verder omhoog ging hij op in de lucht. Maar als je zo hoog was, kon je nog steeds niet door de muur heen kijken. Als je het probeerde was de muur gewoon weer ondoorschijnend.
Heel bedrieglijk. Als de slinkse trucjes van een straatgoochelaar, dacht Sanjit.
Hij kreeg opeens in de gaten dat Virtue weer aan het woord was.
‘…zodra Bowie weer helemaal beter is. Misschien valt er toch nog wel te praten met Caine. Ik bedoel, toen hij aankwam was hij uitgehongerd, dan valt er met niemand meer te praten.’
‘Choo,’ zei Sanjit. ‘Caine is de belichaming van het kwaad in zijn puurste, zuiverste vorm. Waar heb je het over?’
‘Nou, goed dan, maar zelfs als hij echt zo slecht is kunnen we het misschien nog wel op een akkoordje gooien.’
‘Dat geloof je zelf niet eens,’ zei Sanjit.
Virtue zakte ontmoedigd in elkaar. ‘Nee.’
‘We gaan niet meer terug naar het eiland, broertje. We zijn weggestemd. Dit is ons nieuwe thuis.’
Virtue knikte. Hij keek als een jongen die net te horen had gekregen dat hij bij zonsopgang voor het vuurpeloton zou worden geleid.
‘Kop op, Choo,’ zei Sanjit. ‘Er zijn hier ook een boel goeie dingen.’
‘Heb je dat verhaal over die zombie gehoord? Die ze ergens in een kelder hebben opgesloten? De helft van de tijd is het een keurig christelijk meisje. En de andere helft is het een psychopaat met een zweep in plaats van een arm.’
Sanjit trok een bedachtzaam gezicht. ‘Ik geloof dat ik daar inderdaad iets over gehoord heb. Maar zeg nou zelf, Choo, zo raar is een Dr. Jekyll en Mr. Hyde-achtige zombie in een kelder nou ook weer niet.’
Daar moest Virtue toch bijna om glimlachen. ‘Best. Jij je zin, Wisdom.’
‘Niet mijn slavennaam gebruiken.’ Het was een vertrouwd grapje tussen hen. Sanjit was geboren als Sanjit, een dakloos, hindoeïstisch straatjochie in het boeddhistische Bangkok. Toen de acteurs Jennifer Brattle en Todd Chance hem hadden geadopteerd, hadden ze hem een nieuwe, ambitieuze naam gegeven: Wisdom.
De naam had nooit bij hem gepast. Wisdom betekende ‘wijsheid’. Tja.
‘Je moet het van de zonnige kant bekijken, Choo,’ zei Sanjit. Hij had de zonnige kant zelf net ontdekt.
‘Zonnige kant? Er is geen zonnige kant. Welke zonnige kant?’
‘Meisjes, Choo,’ zei Sanjit met een brede grijns. ‘Over een paar jaar begrijp je het wel.’
Lana was de hoek van het hotel om gekomen en gooide een tennisbal naar haar hond. Ze werden afgetekend door de zwakke gloed van de westelijke horizon en verlicht door het licht van de maan, die net achter de heuvels opkwam.
‘Ik ga mijn puberteit weigeren,’ bromde Virtue. ‘Daar word je dom van.’
Sanjit hoorde hem nauwelijks. Hij liep op Lana af.
‘Hoi.’
‘Wat doen jullie hier?’ snauwde Lana. ‘Niemand komt naar het Kliftop zonder mijn toestemming.’
Sanjit zei: ‘Je hebt een heel mooie zonsondergang gemist.’
‘Het is een illusie,’ zei Lana. ‘Het is niet de echte zon. Het is allemaal nep. De maan, de sterren, alles.’
‘Maar nog steeds mooi.’
‘Nep.’
‘Maar mooi.’
Lana keek hem woedend aan. En Sanjit moest toegeven dat ze dat heel goed kon. Het pistool in haar broekband droeg beslist bij aan de stoere-meisjeslook, maar het was toch vooral die gekwelde-maar-uitdagende uitdrukking die het ’m deed.
‘Dus als ik zou vragen of je een wandeling in de maneschijn met me zou willen maken, zou je daar absoluut geen zin in hebben?’
‘Hè?’ Weer die woedende blik. ‘Ga weg. Doe niet zo achterlijk. Ik ken je niet eens.’
‘Je geneest mijn kleine broertje, Bowie.’
‘Dat wil nog niet zeggen dat wij vrienden zijn, gast.’
‘Dus geen maneschijn.’
‘Ben jij soms niet helemaal goed bij je hoofd?’
‘Zonsopgang dan? Ik kan heel vroeg opstaan.’
‘Ga weg.’
‘Morgen zonsondergang?’
‘Jongen, waarom doe je zo irritant? Weet je niet wie ik ben? Niemand valt mij lastig.’
‘Weet je hoe ik heet?’
‘Wat is er zo moeilijk aan “ga weg”? Ik zou je zelfs kunnen neerschieten zonder dat iemand er iets van zou zeggen.’
‘Ik heet Sanjit. Dat is een hindoeïstische naam.’
‘Ik hoef maar te kikken en Orc basketbalt met je hoofd.’
‘Het betekent “onoverwinnelijk”.’
‘Leuk voor je,’ zei Lana.
‘Onoverwinnelijk. Probeer mij maar eens overwinnelijk te maken.’
‘Dat is geeneens een woord,’ zei Lana. En toen knarste ze met haar tanden, duidelijk kwaad op zichzelf omdat ze had gehapt.
‘Toe dan: maak me maar overwinnelijk,’ zei Sanjit.
Net op dat moment kwam Patrick aangehold. Hij liet de bal voor Sanjits voeten vallen, grijnsde zijn uitzinnige hondengrijns en wachtte.
‘Ik wil niet dat je met mijn hond speelt,’ zei Lana.
Sanjit graaide de bal van de grond en gooide hem weg. Patrick vloog erachteraan.‘Ik ben niet bang voor jou,’ zei Sanjit. Hij stak zijn hand op om Lana af te kappen voor ze ook maar antwoord kon geven. ‘Ik zeg niet dat ik niet bang zou móéten zijn. Ik heb verhalen over jou gehoord. Over wat er is gebeurd. Je bent helemaal in je eentje naar dat gaiaphageding gegaan. En dat betekent dat je het op een na dapperste meisje bent dat ik ken. Dus waarschijnlijk zou ik wel bang moeten zijn. Maar dat ben ik dus niet.’
Hij keek hoe ze haar uiterste best deed om het niet te vragen. Het lukte niet. ‘Het op een na dapperste?’
‘Als we die wandeling gaan maken vertel ik het,’ zei Sanjit. Hij gebaarde met zijn duim naar de helikopter. ‘Ik moet weer terug naar de stad. Edilio wil dat ik verslag aan hem uitbreng.’
Hij draaide zich om en liep weg.